Als de wasmachine geen water afvoert, wordt het wasgoed niet goed schoon. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom uw wasmachine het water niet goed wegpompt. Controleer of u het probleem op een van de volgende manieren kunt oplossen.
Controleer of het pompfilter vuil of verstopt is
De meest waarschijnlijke oorzaak is een verstopt pompfilter. Het pompfilter moet om de drie maanden worden gereinigd of wanneer het verstopt is geraakt. Het pompfilter voorkomt dat vreemde voorwerpen, zoals knopen en munten, in de afvoerslang terechtkomen. Het pompfilter zit rechtsvoor, onder in de wasmachine.
Om het pompfilter te reinigen verwijdert u het afdekplaatje en trekt u de afvoerslang naar zich toe. Let op: er kan wat water in de pomp zitten. Plaats een teil aan het uiteinde van de slang. Leg handdoeken klaar voor wanneer u het filter eruit trekt. Verwijder de dop aan het uiteinde van het slangetje en laat het water weglopen. Draai het filter linksom om het te verwijderen. Was het filter met warm water onder de kraan.
Controleer de filterruimte op vuil en vreemde voorwerpen, zoals munten en knoppen. Maakt de filterruimte schoon met een vochtige doek. Plaats het pompfilter en de dop van de afvoerslang terug. Plaats de slang terug en sluit het afdekplaatje.
Controleer of de afvoerslang verbogen of verstopt is
In de slang tussen de wasmachine en de afvoer mag geen knik zitten. De slang mag ook niet verstopt zijn. Controleer de slang. Verwijder een eventuele blokkade en/of trek de slang recht. Anders kan niet al het water uit de trommel worden afgevoerd.
Zorg dat afgevoerd water niet terugstroomt in de trommel
Als er geen problemen zijn met het pompfilter of de afvoerslang, kan het gebeuren dat het afgevoerde water terugstroomt in de trommel. Voorkom dat afgevoerd water terugstroomt in de machine:
- Zet de afvoerslang met de klem op zijn plaats vast achter op de machine en boven de aansluiting naar de machine. Zorg dat de afvoerslang niet uit de klem komt.
- Controleer of de afvoerslang is aangesloten op een afvoerklep die zich minstens 40 cm en maximaal 100 cm boven de grond bevindt.
- Controleer of de slang ongeveer vijftien centimeter in de afvoeropening is geduwd. Als de slang te lang is, kort deze dan in.